Tulum & Playa del Carmen

In Tulum heb ik mijn eerste dormbed geboekt deze trip. Ik had niet echt een goedkope kamer in een hostel weten te vinden en wilde na het gezellige Bambu Hostel niet weer in een anoniem hotel terecht komen. Ik besloot dus tóch om alsnóg een dorm-guy te worden. Wat met het oog op broedende plannen, om er eens wat langer vandoor te gaan, kwa budgetbeperking natuurlijk ook wel een vereiste is.

Ik zat nog steeds aan de paradijselijke kust, maar belandde, in het al donkere, Tulum, in een massa hostel, recht achter een lange straat, ver van het strand, met shops en restauranten voor- en gevuld met touristen. Dit was heel wat anders dan mijn paradijskamer, waarvanuit ik door de brede ramen, lui vanuit bed, tussen de palmbomen door, van de zonsopkomst uit de zee had kunnen genieten, maar goed . . . ik zei al dat er spijt in het spel zou komen.

Het was nu al woensdagavond en vrijdagmiddag was mijn vlucht naar Mexico stad  vanuit Cancun alweer. Ik besloot hier ook spijt van te hebben, en bedacht dat ik beter gelijk naar het kleinere Playa del Carmen door had kunnen reizen. Zo’n uurtje verderop, met dezelfde bus als waar ik al in zat.

Na mijn vegetarische burrito, in een goed restaurant, besloot ik de daad bij de gedachte te voegen, en direct een ticket naar-, en een hostel in, Playa del Carmen te boeken, voor de volgendxe ochtend. Ik sliep die nacht, ondanks de knetterharde live salsa band op de binnenplaats, lang leve de earplugs, prima, in mijn persoonlijke drie bedsdorm. Jeej, ik was nu een echte dorm-guy!

Het ontbijt in dit hostel was overigens zowel geweldig alsmede gezellig en aan een lange tafel. Je kon je eigen pancakes maken, en verder pakken wat je pakken kon. Alleen niet de beslagkom bij het handvat, zodat de beslagopening aan de onderkant al open gaat voordat de bakplaat bereikt is. Lachend werd het voor me schoongemaakt door een vrouw die bekende dat de eerste keer ook zo gedaan te hebben. Om negen uur zat ik vervolgens alweer in de bus, om zo vroeg mogelijk mijn stranddag in Playa del Carmen te kunnen beginnen.

Nog één keertje, omdat het toch een spoedbezoek was, had ik mezelf in het, voor playa begrippen, goedkope hotel Alejandra geboekt. Ik moest toch ook mijn spullen even netjes uitpluizen voor de vlucht en dan leek me een eigen kamer wel zo handig.

Om half elf stond ik daar voor de gesloten gate, waarachter ik door de tralies een man zag staan. De eigenaar van het hotel. Ik zei dat ik een reservering had, waarop hij antwoorde dat de inchecktijd pas om drie uur was, en dat hij ook om die tijd pas de reserveringen van booking.com door zou krijgen. Gelul natuurlijk in het digitale tijdperk, maar goed . . . voordeel van de twijfel.

Ik zei dat ik van de inchecktijd op de hoogte was, maar alleen even mijn grote tas wilde achterlaten, zodat ik mijn enige stranddagje hier kon gaan aftrappen. Dit is een vrij standaard procedure bij elk hotel of hostel waar ik inmiddels tijdens dit leven geweest ben, maar daar was hier helaas in het hele hotel geen ruimte voor, sprak hij tussen de tralies door. Ik moest écht wachten tot drie uur, waarop ik netjes zei dat ik dan genoodzaakt was om een ander hotel te zoeken, omdat ik moeilijk met mijn hele hebben en houden vijf uur lang op de straat kon gaan wachten. Dat was erg rude van me, waarop ik zei dat hij zelf toch echt niet al te gastvrij was begonnen. Ik vroeg vervolgens om de wificode om een ander hotel te gaan zoeken, en kreeg wederom nul op mijn request.

Voor de eerste keer deze vakantie was ik pissed. No way dat ik daar nog naar terug zou gaan . . . laat staan er te kunnen slapen . . . of het me nou geld zou gaan kosten of niet . . . ik wenste de man, ondanks alles op vriendelijke toon, een fijn leven toe, en nam de taxi terug naar het Ado station, voor de gratis wifi aldaar.

Hotel Alejandra in Playa del Carmen, onthoud die naam !

Achteraf gezien overigens een welkome wijziging in mijn plan omdat ik vervolgens, twee blokken verderop, een gezellig hangmatterig hostel binnenstruikelde, om daar mijn diploma voor de tweede dormnacht te behalen. Mijn ‘Mixed dorm-B’.

Superrelekste bedden, goed geventileerd, waar ik, ondanks de onbeperkte mojito contest op de binnenplaats, heerlijk heb geslapen.  Zo ook de Noord-Amerikaanse Denzel, die op zijn beurt weer door mij heen had geslapen, en dánkzij de onbeperkte mojito contest op de binnenplaats het begin van zijn werkdag gemist had.

Hostel ‘The Yak’ in Playa del Carmen, onthoud die naam !

Playa del Carmen zelf was overigens bijkans nog verschrikkelijker dan de touristenstraat in Tulum. Compleet overladen door europeanen en noord-amerikanen. Als Trump ooit écht zijn muur gaat bouwen ben ik bang dat er heel veel Noord-Amerikanen niet meer op vakantie kunnen, maar het hier wel lekker rustig wordt.

Toen ik eindelijk eenmaal achter de winkelstraat, tussen de resorts door, een weg naar het strand had gevonden, met daarop een tentje met een man met een tap, waar ik, door de hitte en gedoe, echt even naar snakte, werd me dit wederom geweigerd, omdat ik geen armbandje om had. Ik was tussen de resorts beland.

Aangezien ik mijn pissed momentje deze trip al had gehad, besloot ik om het op een lopen te zetten. In dit soort plaatsen geldt de gouden regel van de straat:
‘ Als je maar lang genoeg doorloopt, kom je vanzelf in de achterbuurt. ‘

Die is er gelukkig altijd wel, en zo werd ik, na een kilometer of zes, toch nog vrolijk verwelkomd door de bonte kleuren van de achterbuurtse street-art met, als zalm op de slagroomtaart, de gezellige glimlachende strandmensen van Punto Esmeralda. La playa publica.

Mijn dag was weer goed en zo had ik gelijk inspiratie voor de op de heenweg irriterende hosselaars op de drukke touristenstraat.
‘ What are you looking for, sir? ‘
‘ Street-art! ‘
Tegen de tijd dat ze doorhadden wat ik bedoelde, waren ze eerst nog even druk met het bedenken in welke winkel ik dat dan wel niet zou kunnen vinden, en was ik allang weer met de carribische zon op mijn bol vertrokken.

Ik besloot in het hostel dan maar een stapeltje stickers op te gaan halen en de boel daar ook een beetje op te gaan vrolijken. Zo heb elk nadeel toch ook weer zo z’n eigen doel.

Chetumal, Bacalar y Mahahual

Geentumal, Baklaar y Muhahual

Na een saai dagje in een, heksenketel geachte, maar door de zondagse familierust getroffen, kuststad doorgebracht te hebben, ben ik direct weer doorgereisd, via het eveneens te saai bevonden Bacalar, waarna ik uiteindelijk terecht ben gekomen in Mahahual . . . of mahahuahahuahuhaaal, zoals ik mijn busticket bestelde, wat in ieder geval een glimlach bij de verkoopster opleverde.

De enige hoogtepunten van Chetumal, waar het strand een halve meter rotsen bleek, waren de pittige camarones diabla van een dikke ober die stand te pede mijn ‘ Complimente ‘ op grappige wijze terug de keuken in riep, en een foto van mij na een dolletje met de echte verkoper, achter een worstenbroodjes stalletje met het viest vullende broodje ooit. Hierna heb ik ter compensatie zeker vierentwintig uren niet meer kunnen eten. Wat dus uiteindelijk achteraf helemaal geen hoogtepunt was, maar een regelrechte afterdinerdomper. Gelukkig heb ik de foto nog. Je had erbij moeten zijn . . of de foto geëpt hebben gekregen.

Muahuhal bleek een goede keuze te zijn geweest. Het laatste stukje paradijs op deze aarde en de eerste van mijn trip. Ik was deze dag op de bonnefooi gaan reizen, en zo ook een litouwse gast, die zowel in Chetumal (te stoned) in mijn hostel zat, alsmede in de bus van Bacalar naar Muhahuhal.

Hij klampte zich, in het kader van de vriendenbinding, bij aankomst, aan me vast, om samen een hostel te gaan zoeken, wat ik eigenlijk direct wel weer zat was, omdat ik inmiddels gewend ben om zelf een beetje rustig rond te kijken en zo mijn eigen afwegingen te maken, die meestal net even anders zijn, denk ik dan op zo’n moment. Ik heb hem daarom maar weer afgeschud, om uiteindelijk toch weer in hetzelfde hostel terecht komen . . .

Normaal zoek ik altijd wel hostels uit die gerund worden door locals, maar nu, bij gebrek aan veel meer keuzes, kwam ik terecht bij een hostel dat gerund werd door italianen. Ik betrok een kamer in Hostal Bambu, aan de zeekant, direct aan de kleine boulevard. Niet te missen door de wietlucht die er omheen hangt, waardoor je dus ook geen plattegrondje mee hoeft te nemen, voor als je je hostal kwijt bent. Superhandig bedacht.

De tip Mahahuhal had ik gekregen van de praatgrage zoon van Casssa Vlanca in Palenque. Dit scheen nog het laatste pure stukje oostkust van Mexico te zijn. Er zitten hier voornamelijk vissende mexicanen zonder grote resorts, omdat alles eens in de zoveel tijd door een orkaantje weggevaagd wordt en daarom niemand hier wil investeren.

Slechts twee keer per dag komt er een cruiseschip langs, waardoor het daar even overspoeld wordt door touristen, en je steeds aan de massage, snorkel en zilver hosselaars duidelijk moet maken dat je een local bent. Hierna veranderd alles weer in een chill paradijsje, waar iedereen lekker op z’n gemak z’n eigen dingetje doet. Zoals zwemmen met de vissen, wat ik vanuit een italiaans hostal vrij gewaagd van me zelf vond, maar waarvandaan ik toch weer terug kwam met onderwaterfoto’s van schildpadden, een baracuda en wuivend koraal.

In het hostel waande ik me in een mafia film, maar dat heb ik altijd nogal snel tussen de italianen, vanwege mijn maffiafilmverslaving. Zo heeft elke hippie toch ook weer zo z’n donkere kanten.

De gast achter de balie sprak, met luide schorre stem, een mix van italiaans en spaans, waarbij hij nog het meeste met zijn handen vertelde . . . maar dat schijnt normaal te zijn.

Mijn kamer kon zowel aan de raamzijde als aan de deurzijde niet op slot, maar met deze schorre mafiosi achter de balie, met uitzicht op mijn voordeur, vertrouwde ik het allemaal wel. Het is sowieso ook wel handig om niet steeds je sleutel bij je te hoeven hebben als je gaat zwemmen, wat ik ook hardop zei, waardoor ik direct grappig bevonden werd door Nina, de australische hulp, die daar al een tijdje aan het blijven hangen was, zoals wel meer mensen deden, zoals later bleek. Ik durfde hier af en toe bijna niet eens te laten vallen dat ik maar een schamele vijf weken op pad was.

Iedereen liep druk door elkaar heen te roepen en te gebaren, in dat mooiste taaltje dat ik ooit had gehoord. Het bleek over pasta te gaan . . . er moest pasta gemaakt worden, en een lijst van mensen die mee zouden eten. Nadat het voorgebaar en gepraat, na een uurtje of drie, voor mekaar bleek te zijn, kon vervolgens het gekook gaan beginnen. Pasta a la carbonara was het geworden, wat uiteindelijk gewoon gekookte spaghetti meh wah vlees bleek te zijn . . . rare jongens die italianen.

Wij zaten inmiddels, in plaats van op het strand,  in het paradijs, in het hostel, met de bong op tafel en notorious big uit de speakers, naar een schaakspelletje te staren van twee mensen die absoluut geen gezichtsverlies wilden leiden, en dat ook weer lachend, zelfspottend zeiden.

Vanuit mijn kamer had ik al een kraampje met verse coconuts gezien, en tevens een gast ernaast met een hakmes, zodat ik niet nóg een vinger op hoefde te offeren aan het eigen cocosnootslachtwerk. *(zie thailand tweeduizendnogwat)

Ik rende naar buiten en betaalde met vijfhonderd pesos, waar hij natuurlijk geen wisselgeld voor had, dus rende ik weer terug het hostel in om te wisselen, alwaar ik van de schorre italiaan te horen kreeg dat zij zelf ook gewoon cocosnoten hadden. Bij gebrek aan wisselgeld, en gezien het feit dat mijn cocosnoot beneden al klaar stond, kreeg ik vijftig pesos uit de kas, om later dan maar terug te geven. Toen ik  echter het sap op had en ik weer naar buiten wilde gaan om hem kapot te laten hakken, om het vruchtvlees eruit te knagen, werd ik tóch tegen gehouden . . .

‘ dat kunnen wij mafioso zelf wel ‘, zo verstond ik althans. Ik zag echter toch nog wat verborgen twijfel in z’n ogen, maar z’n broer die het normaal deed, was in geen velden of wegen te bekennen . . .  maar de cocosnoot moest hoe dan ook kapot . . . en wel direct.

Ik werd geadviseerd om een flink afstand te nemen, waarna de noot vlak voor de balie met een grote machete, op een blok hout, aan stukken werd gehakt . . . nou ja, onbehouden aan ongelijke stukken geslacht dus eigenlijk.

Later die avond werd er met z’n allen aan een grote tafel gegeten, waarbij, door een eveneens daar blijven hangen francaise, tribe called quest aangezet werd, en de don, een wat oudere man, het vlees kwam snijden. Dit ging iets subtieler dan zijn zoon even daarvoor, maar dat zie je in de films ook altijd, dus zover niks nieuws.

Ik stelde me zo voor dat hij uit italïe gevlucht was en met zijn verdiende geld dit hostel gekocht had, en zijn leipe zoons meegenomen had, zodat ze er alleen als mafiosi uit hoefden te zien, maar het niet daadwerkelijk hoefden te zijn.

Superrelekste lui, die mijn muzieksmaak ook wel konden waarderen, toen ik eenmaal los ging met mijn goed gevulde mp3 speler. Enkel toen ik aftrapte met wat gangstershit van psycho realm, kreeg ik wat rare gezichten. Het moet hier wel een beetje swingen blijkbaar, dus ben ik maar uitgeweken naar de goodie mob en wat vloeiende franse shit. Nepgangsters hier joh . . .

‘ . . . eenzaamheid, het slaat ineens toe . . . zelfs in het paradijs . . . overal waar ik deze middag bij ga zitten in mijn gezellige hostel praat iedereen spaans . . . en dan nog in een mengeling met italiaans . . . en eigenlijk kóm ik hier ook om de afzondering en de tranquillo te vinden om te schrijven . . . maar als ik hier dan ben, zou ik toch weer willen dat ik gewoon normaal was . . . of is dit het mezelf tegenkomen dat ik zo graag wilde . . . ik ken mezelf nu eigenlijk wel zo’n beetje . . .alleen dan nu met zon, strand, palmen, sterren, lekker eten, koraal, biertjes en tranquillo . . . en niemand om het mee te delen . . . en niemand die je geklaag zou snappen . . . ik moet hier weg ! ‘

Eenmaal terug van mijn donkere winderige etentje aan zee, was het in, en rond het hostel, weer een gezellige boel. Er bleek tóch weer gekookt te gaan worden vandaag, dus heb ik, ondanks dat ik net daarvoor al solitair gegeten had, me toch maar weer voor de gezelligheid voor het eten opgegeven. Iedereen uit de omliggende saaie hostels die maar een beetje easy going is komt naar ons toe . . . met biertjes enzo . . . en dan is het al gauw gezellig.

Ik raakte aan de praat met een jarige Mexicaanse uit de gelijknamige city. De grootste ter wereld. Zij vond het hier ook saai. Het had iets met de snelheid van de stad te maken, dus mijn lijfspreuk: ‘ Ik heb alle tijd, maar geen geduld. ‘, kon zij ook wel waarderen.

Ze zat in sneltreinvaart twee literflessen bier weg te werken, waarbij ze mij steeds bijschonk met de tekst ‘ I think you need more beer. ‘, waardoor ik zo’n beetje voor het eerst boven mijn voorgenomen twee á drie biertjes per keer uit kwam, en bijna dronken dreigde te worden. Tegen de tijd dat ze bijna van haar stoel viel, ze was niet zo groot, nam de duitser, waarmee ze op stap was, en die het volgens mij allemaal niet zo leuk vond, haar maar weer mee.

‘ADHD in paradise.’ Niet alle mexicanen zijn tranquillo dus . . . weer wat geleerd. Tijd om naar Mexico stad te gaan, dus . . .

Ik besloot voor de volgende en derde dag om vijf uur ‘s middags de bus naar het noordelijke Tulum te boeken, zodat ik hier toch in ieder geval nog een volle snorkel- en tranquillodag voor de boeg had . . . want spijt krijg je sowieso als je uit het paradijs vertrekt . . . maar je moet toch door . . .

. . . en spijt had ik . . . tot diep in de volgende dag en beyond . . . ook al had ik het kleine boulevardje al twintig keer op en neer gezien, en snakte ik naar wat streetfood en chaos . . . ik stapte toch met de pijn in m’n hart en de twijfel op het puntje van mijn tong de bus in.

De balie itaiaan die het beste engels sprak, zei dat hij wel eens depressief wakker werd, maar als dan iemand eerlijk zei dat er wat ontbrak op de rekening, zoals ik deed met het cocosnootverhaal, hij weer helemaal wist waarom hij het allemaal deed. Superlieve lui die mafiosi dus.

Calakmul loslaten en Chetumal

Calakmul, loslaten en Chetumal

Ik had me gek zitten klikken op mijn volgende bestemming, waarvan ik dacht die ook wel even op route mee te pakken: Calakmul. De Mayasite ten noorden van het rivaliserende Tikal, dat in verband met dichte jungle alleen via de andere kant te bereiken was. Mexico dus . . . en daar was ik toevallig, dus hoe moeilijk kon het zijn.

Om er te komen moest ik eerst naar Xpujil, een klein plaatsje langs de belangrijkste, doch gevaarlijke, weg door het zuiden. Niet vanwege de hobbels en bochten, maar door berovend volk, met name ‘s nachts. Aldaar moest ik een taxi zien te sjarteren, die me zestig kilometer de jungle in reed, waarna ik vervolgens bij het park uit zou komen. De taxi moest daar dan dus op me wachten voor de zestig kilometer weer terug.

Hetzelfde Ado-meisje, die mij eerder het ticket naar het verkeerde Xpujil had verkocht, had me verzekerd dat als ik nu een ticket naar Chetumal kocht, zo’n honderdveertig kilometer verderop, aan de kust, langs diezelfde weg, de chauffeur mij er wel uit zou laten bij Xpujil.

Echter bij het instappen bij de terminal bleek dit niet zo simpel te zijn als gezegd. De chauffeur weigerde in alle toonaarden. We zouden daar om drie uur ‘s nachts langs komen en het zou daar dan ‘muy peligroso’ zijn, zo zonder busterminal en zonder taxi’s. Hij wilde die verantwoordelijkheid niet nemen, aldus de beveiligingsmedewerker, die tevens als zijn tolk fungeerde. Alleen als ik hem extra zou betalen en mijn ticket aan hem zou geven, zodat ik daar officieel nooit geweest was, wilde hij er wel over nadenken. Uiteindelijk werd het zo’n gedoe met mensen om me heen dat ik maar eieren voor mijn Ado-geld gekozen heb en me door heb laten reizen naar het blauwe carribische zeewater van Chetumal.

Nog even heb ik zitten twijfelen om bij aankomst direct weer de honderdveertig kilometer terug te reizen, maar dat werd niet alleen een dure bedoeling, maar ook een late, aangezien bij aankomst bleek dat we door de tijdsbarriere heen gereden waren, en het dus ook nog eens een uurtje later was geworden dan daarvoor.

Ach, je kan ze ook niet allemaal hebben, dus besloot ik mijn, toch ook wel opkomende mayamoeheid, te compenseren met een weekje vakantie aan de Carribische kust . . . even lekker er tussen uit.

Mexico : Palenque

El frontera Mexicana

Om acht uur stond ik klaar voor mijn busje naar Mexico. Grenzen. Ik haat ze. Ik was ‘s morgens vroeg al ruw wakker geschrokken, direct mijn digitale infohouders zoekend, omdat ik vergeten was om in te checken. Het duurde zeker vijf lange minuten voordat ik doorhad dat ik helemaal niet ging vliegen, maar dus in dat kleine busje ging stappen, waar al wat duitsers, een francaise, een spanjaard en de chauffeur ingepropt zaten.

Ik klapte het gangpad stoeltje naar beneden en vleidde mezelf tegen het harde metaal onder de vergane bekleding. Dat laatste vind ik nooit erg, maar zeven uur mijn rug kapot schokken vind ik soms wat minder. Die ga ik vast nog wel eens nodig hebben.

Gelukkig bleek bij de grens dat we over zouden stappen in een mooier mexicaans busje aan de andere kant, met een echte mexicaanse chauffeur. De eerste mexicaan maakt toch altijd de meeste indruk . . . daarna wordt het normaal.

Lachend werden we door de guatemalteekse grenspost uitgestempeld, waarna we in het strakkere mexicaanse invoer regime terecht kwamen. Waarschijnlijk ga je na verloop van tijd toch op je buren lijken, en dan bedoel ik niet die aan deze kant.

Na de paspoortcontrole kwamen we aan bij het nieuw bedachte systeem van de mexicanen. Alle tassen moesten in de lengte op een rij op de grond gelegd worden, waarna de eerste hond, de fruithond, er aangelijnd langs kwam snuffelen. Als hij iets verdachts rook, ging hij even wat nader reukonderzoek doen, en als hij zeker van zijn zaak was, schraapte hij even met een pootje over de tas. Ook al weet ik dat ik niks illegaals bij me heb: ik wordt er toch altijd een beetje kriebelig van, dus was ik blij dat ik in ieder geval thuis mijn tassen goed uitgewassen had, zodat er geen fruitsporen meer achter waren gebleven.

Ik en mijn spaanse buurman werden er toch uit gepikt door de fruithond. Bij mij bleek het gelukkig de slecht gevulde maag van de hond zelf te zijn, dus kreeg ik mijn open zak kaas chipito’s weer lachend van de, toch wel aardige, grensbewachters weer terug. Mijn spaanse buurman was echter wel de sjaak. Hij had blijkbaar geprobeerd een grote citroen mee te smokkelen, welke hij dus nu mooi in kon leveren. Gelukkig kwam hij er met een waarschuwing vanaf.

Na afloop van het hele circus kregen we hetzelfde liedje iets verderop nogmaals, maar dan nu met de drugshond. Hier kwamen we gelukkig allemaal met vlag en wimpel doorheen, en konden we door naar het wat aangeharktere Mexico, met de karakteristieke gele strepen op de weg, waarlangs Noord-Amerikaanse criminelen altijd hun land ontsnappen, als daar de grond te heet onder de voeten wordt.

In Palenque had ik een veel te grote kamer geboekt bij hotel Casssa Vlanca, aangezien de hostels allemaal wat dodgy reviews hadden, waar opvallend veel kostbare spullen uit kamers verdwenen waren. Waarom je die dan, blijkbaar, open en bloot achter laat op je kamer  is me dan wel een raadsel, maar goed, het nodigt niet echt uit om mezelf er dan ook in te boeken.

Dit hotel werd gerund door een familie, met een dito sfeer, als ik de reviews mocht geloven, en dat vind ik zelf altijd wel prettig. En inderdaad: een zorgzame moeder, een engelssprekende informatiezoon, een hoestende oma en een zwembad in de binnenplaats. . . en ach, vierenveertig euro voor twee nachten is nog best te overkomen. ‘ Je reist maar één keer ‘, zeg ik altijd. Het bed was echter zó groot, dat ik aan de ene kant wel wifi had, en aan de andere kant niet, maar goed, we gaan niet zeuren.

Palenque is een leuk stadje waar ik al direct wat vaste plekken rondom het plein had gevonden. Eentje voor goede koffie, eentje voor cerveza, en eentje om te eten. Allemaal met uitzicht op langslopend locaal en intercontinentaal volk. Heb ik van mijn moeder geleerd: mensenkijken. Nou, je moet hier eens komen kijken, ma, wat hier langs loopt . . . of langs sjokt eigenlijk . . . en dat doe ik zelf ook al inmiddels, dus ik zit er goed in.

Iedereen mingelt hier lekker met elkaar, leurt met koopwaar, en niks is raar. Ik zag een man lopen met een lange balk, met kleine zakjes verkoopdingetjes eraan, en erachter kwam zijn zoontje, met een balk die drie keer zo klein was, met een derde aan zakjes eraan. Je moet klein beginnen, maar je gaat wel de zaak in.

Ik kwam hier natuurlijk voor de mayasite met de tombedeksel van Pacal en dat viel nog het meeste tegen van het hele stadje, waar ik verder eigenlijk niks van verwacht had. Story of my life. Deze site was helemaal netjes aangelegd, en deed met de selfiesticks een beetje eftelingeriaans aan. De tombe van Pacal, die onder de grote pyramide zit, was niet toegankelijk voor publiek, omdat de boel anders teveel aangetast wordt. Logisch wel . . .

Ze hadden daarom een mooie replica gemaakt, op ware grootte. Deze stond echter zo opgesteld dat je er niet bovenop kon kijken, wat toch wel essentieel is, als je rrn deksel bekijkt. Het deksel lag wel iets schuin omhoog, maar zelfs op je tenen kon je er net aan op kijken. Dit alles was nog eens omringt door dik glas, waar men allemaal grote tekeningen in had gegraveerd. Ik begreep het niet echt, maar kon ook geen verhaal gaan halen met mijn gebrekkige, op praktische zaken gerichte, spaanse vocabulair. Ik heb daarom maar een minireplica bij een kunstenaar op de binnenplaats gekocht en deze, terug in de stad, met een cerveza aan het plein, zitten bekijken . . . en inderdaad, Pacal bestuurde een ruimteschip, al zal niemand dat daar ter plekke ook zeggen, behalve de kunstenaars . . .’ wanna buy the astronaut ? ‘

Nu had ik mijn eerste traveldipje, wat aan de hardwerkende bevroren nederlanders natuurlijk nauwelijks uit te leggen valt. Ik had anderhalve week langs de ruïnes gerend en gehiked, waardoor ik nu lichamelijk en geestelijk doodmoe was ineens, en ik wilde nog zo veel.

Ik boekte bij Ado, zoals de lange afstands busmaatschappij hier heet, een verkeerd busticket voor de volgende avond, in plaats van de ochtend, naar het westen van Mexico, in plaats van het oosten, en kwam daar vervolgens aan de andere kant van de stad bij mijn hostel pas weer achter. Ik haastte me halsoverkop weer terug naar de Ado, alwaar ik met mijn spaanse handen en voeten, al uitgelachend wordend, duidelijk probeerde te maken dat ik naar Xpujil vlakbij Chetumal wilde en niet naar Xpujil in het noord westen.

Claro, dat was ook weer geregeld, maar zo had ik dus wel nog ineens een volle dag extra hier, omdat de bussen in Mexico, in tegenstelling tot die in Guatemala, ‘s nachts rijden. Ik besloot het dan eindelijk maar eens ‘easy te taken’ en die extra dag op mijn gemak een collectivo naar Roberto Barrio te nemen. De plaatselijke waterval voor de locals.

Ik verstopte veilig bij een boom mijn tas met mijn hele leven erin en nam onder aan de waterval mijn balou-meditatie houding aan. Een techniek die ik zelf bedacht heb, en waarbij je op je rug drijft, met de armen wijdt en de ogen dicht, en net zo goed kan mediteren als in dat rare houdinkje van de Buddha. Alles eefolueerd nou eenmaal door, dus waarom dit niet . . .

Naast mijn tas streek een man met twee dochters, nog wat gasten en een koelbox neer. Een van hen vroeg of het diep was. Esta pelota ? Waarop ik wat spaans terug babbelde. Hij bleek niet geweldig te kunnen zwemmen, dus voorzichtig tastte hij de vloer af. Een ander, die een beetje engels sprak, bood me een biertje aan, waarna ik, totdat ik echt moest rennen voor de laatste collectivo, met ze heb zitten praten, rappen en zingen.

Nou ja, het zingen deed het kleine meisje, een soort loïs. Al na vijf minuten barstte ze los met een nummer van Nirvana en voor ik het wist zat ik in het nederlands te rappen en vielen de monden open van verbazing. Dat kenden ze niet in Tabasco.

Ze vroeg of ik ‘Sarcasmo’, sprak, wat de voertaal van Tabasco bleek te zijn. Laat ik nu thuis door mijn mams ook sarcastich opgevoed zijn. Zij leerden mij ‘ cenotes ! ‘, waar we op dat moment in aan het zwemmen waren, maar wat met een ‘s’ geschreven tieten betekend, wat ze dan ook lachend naar een bos hout, bovenop de waterval riepen. ‘ Cenotes ! ‘
Ik heb ze het leidsche ‘ Lekker bekkie ! ‘, geleerd, omdat dat zo lekker wegbekt. Mijn traveldip was ineens weg, en ik vroeg me daadwerkelijk af of ik niet heel toevallig toch een klein beetje mexicaans bloed heb. (Ma?)

Flores / Yaxha

Flores en tóch nog even Yaxha

Ik heb me altijd al afgevraagd hoe het met onze overbevolkte wereld toch mogelijk is dat er nog steeds weer nieuwe oude dingen ontdekt worden, en we steeds op zoek blijven naar steden uit lang vervlogen mythen en sagen. Nu ik hier echter zo rondrij en de uitgestrektheid ervaar, die om de haverklap wordt onderbroken door een heuvel in de vorm van een pyramide, snapt deze jongen, uit het netjes aangelegde Nederland, het ineens een heel stuk beter. Onder elke heuvel kan een pyramide, een tempel, of een bijgebouwtje schuil gaan. Als ik niet op vakantie was geweest had ik vast en zeker een schep gepakt, om zo tóch nog eens een beetje naam te kunnen gaan maken voor mezelf, maar helaas.

Ik zat zo eens mijn dagen te tellen, en twijfelde, een aantal rustige uren lang, of ik nog een dagje hier zou blijven, of dat ik direct door zou gaan naar Palenque, om nou eindelijk eens die dekselse tombe van Pacal, met de astronauten afbeelding ‘on top’, te kunnen gaan zien.

Ik besloot vervolgens om tóch nog maar een dagje naar het dichtbij gelegen Yaxha te gaan, om de eerdere mislukte zonsopgang, met een geslaagde zonsondergang, goed te maken. Yaxha is een maya site die niet met Tikal te vergelijken is, zowel in grootte, maar dus ook niet in het aantal touristen. Het houdt echter nooit op natuurlijk, dus ging ik maar weer naar ‘Never ending travels’ voor een ticketje Yaxha en nog ééntje ‘out of here’ voor de volgende dag, want het is natuurlijk toch altijd wel weer een keertje wél klaar.

Ik kon naar Yaxha alleen een tour boeken, die niet heel veel kostte, dus besloot ik deze alleen te gebruiken als transport en, zodra we daar aankwamen, de guide met de rest van de groep te laten voor wat ze waren. Goede keuze, want de guide begon direct luid informatie te brullen, met flauwe grapjes, en vragen aan de aanwezigen, wat zij wel dan of niet dan wisten van deze site.

Ik nam wat foto’s van de eerste, dus nu nog onbevolkte, pyramide, en maakte dat ik op mijn gemak de rest van het parque in kwam. Hier liep ik dus écht helemaal alleen, tussen heuvels door, die of helemaal, ofwel half, ofwel helemaal nog niet, uitgegraven waren. Sommigen die voor de helft waren uitgegraven, hadden aan de achterzijde, of soms zelfs op de bovenzijde, grote bomen op zich groeien, waarvan de wortels zich wel wreed tussen de grote stenen blokken door moesten wrikken, stelde ik me zo voor.

Tevens als eerste kwam ik bij de grote pyramide, alwaar ik onder aan de trap mijn meditatieve momentje pakte. Ruw werd ik na een minuut of tien door de eerste, doch verontschuldigende, Noord-Amerikaan uit mijn trance gehaald, waardoor ik abrupt weer terug werd geworpen in de vreemde Zuid-Amerikaanse maya realiteit.

Toen ik vervolgens van boven aan de pyramide kreten van verrassing, geluk ende verbazing hoorde, ben ik hem maar gevolgd. Wat toen volgde kan ik alleen maar omschrijven als ‘adembenemend’, welke ik toen toch al niet meer bezat, vanwege het beklimmen van de immense, onregelmatige, afgebrokkelde trap. Dit was werkelijk het mooiste uitzicht dat ik ooit had gezien en dat zeg ik niet dagelijks.

Normaal proberen dit soort beschavingen zich altijd een beetje te verbergen, zoals de inca’s hun stad, de Machu Pichu, hadden gebouwd met het steen van de eigen berg zodat het lager uitkwam dan de omgeving, maar vanaf deze pyramide keek je hoog uit over de gehele jungle, en dus ook weer terug, met verderop in de jungle nog een uitstekende tempel, en achterop het Itza meer. Lago Itza.

Een eveneens loslopend spaans stelletje kwam mijn enthousiasme bevestigen met wat vreugdesprongen en een geratel aan foto geklik. Ik deed hetzelfde, om vervolgens beneden het wat dichtere en dus wat donkerder wordende woud weer door te lopen naar de rest van de, nu nog touristloze, ruïnes.

Net nu begonnen de brulapen weer met hun angstaanjagende gebrul, en deze keer vanuit de bomen direct boven me en om me heen, zonder dat ik nu precies wist of ze nou net zo groot waren als hun gebrul en net zo blij waren met mij als ik met hun. Mijn verbaasde blijheid verdreef echter al mijn angstgevoelens en mezelf filmend, gelijk Freek Vonk, bleef ik doorgaan . . . een stadsjongen alleenig tussen het wilde gebrul: ‘ Wilde dieren ! ! ! ‘

Na de groepszonsondergang op de pyramide met uitzicht op het meer ging ik weer voldaan terug naar mijn Posada de la Jungle kamer, om me klaar te maken voor de busreis, die me de volgende dag over de grens van Mexico zou voeren.

Biotopo en Coban

Biotopo en Coban

Om acht uur de volgende morgen werd ik met een minibus bij mijn hostel opgehaald voor een drieënhalf uur durende rit naar Ranchito del quetzal, aan de rand van het gelijknamige Biotopo. Buiten de nationale munt blijkt de Quetzal ook een vogel te zijn, die je dus niet alleen uit moet geven, maar dan ook wel even uit moet gaan checken.

Een uurje voor Coban werd ik eruit gezet langs het mistige woud en de ronkende weg. Wéér koud. Was ik net blij geweest met twee dagen bloedje Antigua, kwam ik nu weer in de bergmist terecht. Even doorbijten nog maar.

El Ranchito is een idylisch hostal en tevens de portal naar het biotopo. Dat klinkt allemaal vrij digitaal, maar dit was de eerste plek waar geen internet was. Gelukkig maar . . . en ik denk zelfs dat ze het express zo hebben gelaten.

Ik kwam daar dan ook om de rust te vinden en wat schrijfwerk te doen, dus dat kwam goed uit. De vogel, die zo nu en dan een boom naast het terras van het restaurant aan deed, en waarvoor het hostalpersoneel je zou roepen, heb ik uiteindelijk niet gezien, maar mijn zintuigen werden alsnog bevredigd door een wandelroute langs een waterval, het uitzicht vanuit mijn kamer op het dampende woud op de berg, en de speciale salsa picante, waarvan ik de naam van de locale peper helaas alweer vergeten ben.

‘s Nachts was het koud. Ik kan niet anders zeggen. Nou ja, dat kan ik natuurlijk wel, maar dat ga ik niet doen. Gelukkig had elke kamer die ik tot dan toe geboekt had twee bedden, dus kon ik me goed inpakken met de dubbele set lakens en dekens.

Compleet tranquillo en eindelijk eens met m’n zak op de rug stapte ik de volgende morgen, vlak voor de ranchito, soepel in m’n eerste locale bus. Nu voelde het pas écht als travellen. Ik was blij dat ik niet aan de net ontmoette tweede duitser, met huurauto, gevraagd had of ik een stukje mee kon rijden naar Coban, wat ik namelijk wel even, uit gemakszucht, had overwogen.

Halverwege de loeiharde film, en vlak voor de loeiharde spaanse ballets, stapte ik de bus met half slapende guatemalteken in. Voor tien quetzals, zo’n één euro twintig, werd ik, met een klein oponthoud in verband met een groot ongeluk, naar Coban gereden. Een auto was in een vrachtwagen gereden en midden in een dorp, tegen een huis, compleet uitgebrand. Ik geloof dat de file voornamelijk veroorzaakt werd door de groep geïnteresseerden, die zich er omheen hadden verzameld. Niets anders dan in Nederland dus. Ik moest wel even slikken toen ik het tafereeltje uiteindelijk zag, en ik was volgens mij niet de enige.

Coban staat in de reisgidsen, die ik voortaan op de kop ga lezen, te boek als een plaats waar niks te doen is, en die alleen geschikt is als uitvalsbasis naar trekpleisters in de omgeving. Ik vond het er direct heerlijk. Geen gringo te bekennen in de gezellige wir war van mensen die lekker hun dagelijkse ding aan het doen zijn. Opvallend veel lachende mensen ook. Waar ik maar kijk krijg ik een glimlach en toen ik even een man met een microfoon in een actionachtige winkel aan het filmen was, ging hij express extra z’n best doen om z’n waar aan te prijzen, met de grapjes al inbegrepen. Alles voor de film, waarvan de soundtrack direct al mee kwam in de vorm van meerdere swingende salsa achtige platen door elkaar heen. Uploaden, klaar dus.

Mijn hostel, Don Juan Matalbatz, zat vlak naast de nóg hectischere markt. Op tripadvisor klaagde men hierover, maar voor mij was dit een geschenk uit de hemel. Ik had ‘s middags bij El Peñascal al wel een traditionele locale Kaq’ ik gegeten, maar kreeg ‘s avonds toch echt wel weer trek in vers gebakken street patatas fritas met drie kleuren salsa erover heen gespoten. Hoe vrolijk wil je het hebben?

Het hostalmeisje praatte verdraaid goed en graag engels en dat heb ik geweten ook. Stug bleef ik echter tegen haar in het spaans terug praten, anders kom ik er zelf natuurlijk nooit. Ik merk dat men hier trots is op hun cultuur en dat is niet alleen aan de klederdracht te merken. Bij binnenkomst kreeg ik direct een ‘complimentary’ locaal uitgeperst bloemensapje te drinken en ze was maar al te gretig om alle details van de cultuur, het hostel en de omgeving aan me mede te delen. Trouwens, als je in een gesprek op welk moment dan ook laat vallen :
‘ Thank you for being so nice. ‘, kan je voor mij natuurlijk sowieso niet meer stuk.

De Kaq’ ik was een compleet nieuwe smaaksensatie. Een rode soep met duidelijk koriander, een soort tofu achtige substantie erbij die op cacao leek, en ernaast nog een cacao drank, die overigens niks met chocomelk of zoetigheid te maken had. Dat alles afgemaakt met wat tortilla’s en een salsa picante. Dat laatste gaat een terugkerend dingetje worden deze reisverslagen, dus wie niet van al te pittig houdt kan ik aanraden te stoppen met lezen. Erna kreeg ik om te blussen nog een zoetig geroosterd cacao drankje, om er zeker van te zijn dat ze een plekje in mijn reisverslag zouden bemachtigen, stel ik me zo voor. Weer niks met chocomel te maken en muy muy moeilijk delicioso.

Semuc Chemey

De volgende morgen werd ik om acht uur opgehaald voor een tour naar semuc chemey. Ik had het even uitgezocht, maar het leek me het beste dit niet op eigen houtje te doen. Gelukkig was het een beter gemixte groep dan die naar vulcano Pacaya, waar ik tussen een oorverdovende meerderheid van Noord Amerikanen zat, die voornamelijk over loopbanen aan het praten waren in de bus en alleen even naar Guatemala kwamen hoppen voor een snelle vakantie. Dat is voor hun net even makkelijker dan voor ‘wij die de plas over moeten’.

Semuc Chemey was niet heel ver weg, maar was wel een rit van ruim twee uur. Eerst over de weg, toen een stuk over losse stenen, waarna we overstapten in een 4×4 met open laadbak, alwaar we staand het laatste stukje door de diepe modderplassen werden gehobbeld.
‘ Bumpy massage ‘, riep de tourguide steeds, die verdacht veel op DMC van Run leek. Het nadeel van een open laadbak is dat hij open is, en aangezien het behoorlijk begon te regenen, kwamen we al behoorlijk nat aan, maar goed, dit zijn dan ook de nevelwouden en de nevel schijnt erg goed voor de koffieplantages te zijn, die hier wild tieren.

Het hostelmeisje, die de tour had gefixt, kon dan nog wel zó goed engels praten, maar als ik niet kan luisteren gaat het alsnog mis. ‘No breakfast included’ had ik opgevangen als ‘breakfast included’, dus de hele weg zat ik te lonken naar de zakken met vegetarische sandwiches, die dan blijkbaar pas voor de lunch meegenomen waren.

Ik had ook een flinke zak met spullen meegenomen aangezien ik dacht dat we lekker gingen chillen en een beetje schrijven aan de mooie gekleurde natuurlijke terrassen van zwembaden, boven de diep ondergronds stromende rivier, maar het bleek echter een hike, op mijn nuchtere maag, naar de top van de berg, door de stromende regen, te zijn. Scheldend in m’n hoofd, wat ik hier in godsnaam deed, stapte ik, steeds natter wordend, richting ‘el mirador’. Het uitzicht . . . en dat was er, man man man, google dat maar even.

Ik snapte nu al iets beter waarom ik hier was, maar nadat ik intern scheldend uiteindelijk weer helemaal beneden was, snapte ik het pas écht. Ondanks dat het hier nog steeds wel regende, doken we vervolgens het warme paradijselijke blauwe water van het eerste terrasbad in.

Nog een reden om hier niet zomaar zonder guide te komen is dat het overal spekglad en hard is. Rotshard welteverstaan. Tevens zijn er overal handigheidjes om overheen te komen, af te springen of zelfs onderdoor te zwemmen, naar het volgende terrasbad. Ook zijn er heel veel grapjes te maken aldus de gezellige tourguide, die als show off nog even van de hoogste gladste steilste waterval rots dook, om beneden weer vlak voor de finale grote waterval terecht te komen, en weer terug tegen de stroom in te zwemmen, om vervolgens weer tegen het wassende water in de steile rot terug op te klimmen :
‘ Anyone? ‘
Iedereen keek maar gauw de andere kant op, waar de wat mindere afsprong was. Later redde hij nog even een uitgegleden klein jochie, toen hij in de verte een hoop geroep hoorde. Ik denk dat ik nog nooit iemand zo hard heb zien rennen. Onder luid applaus kwam hij weer terug. De moeder met het, gelukkig alleen dood geschrókken, jochie erachteraan.

Na nog een glibberig grote grot te hebben bezocht, bliezen we weer de hobbelige massage aftocht, om vervolgens om acht uur weer bij het hostal te retornen. Al met al een lange vermoeiende dag, die elke regendruppel dubbel en dwars waard was geweest.