Biotopo en Coban

Biotopo en Coban

Om acht uur de volgende morgen werd ik met een minibus bij mijn hostel opgehaald voor een drieënhalf uur durende rit naar Ranchito del quetzal, aan de rand van het gelijknamige Biotopo. Buiten de nationale munt blijkt de Quetzal ook een vogel te zijn, die je dus niet alleen uit moet geven, maar dan ook wel even uit moet gaan checken.

Een uurje voor Coban werd ik eruit gezet langs het mistige woud en de ronkende weg. Wéér koud. Was ik net blij geweest met twee dagen bloedje Antigua, kwam ik nu weer in de bergmist terecht. Even doorbijten nog maar.

El Ranchito is een idylisch hostal en tevens de portal naar het biotopo. Dat klinkt allemaal vrij digitaal, maar dit was de eerste plek waar geen internet was. Gelukkig maar . . . en ik denk zelfs dat ze het express zo hebben gelaten.

Ik kwam daar dan ook om de rust te vinden en wat schrijfwerk te doen, dus dat kwam goed uit. De vogel, die zo nu en dan een boom naast het terras van het restaurant aan deed, en waarvoor het hostalpersoneel je zou roepen, heb ik uiteindelijk niet gezien, maar mijn zintuigen werden alsnog bevredigd door een wandelroute langs een waterval, het uitzicht vanuit mijn kamer op het dampende woud op de berg, en de speciale salsa picante, waarvan ik de naam van de locale peper helaas alweer vergeten ben.

‘s Nachts was het koud. Ik kan niet anders zeggen. Nou ja, dat kan ik natuurlijk wel, maar dat ga ik niet doen. Gelukkig had elke kamer die ik tot dan toe geboekt had twee bedden, dus kon ik me goed inpakken met de dubbele set lakens en dekens.

Compleet tranquillo en eindelijk eens met m’n zak op de rug stapte ik de volgende morgen, vlak voor de ranchito, soepel in m’n eerste locale bus. Nu voelde het pas écht als travellen. Ik was blij dat ik niet aan de net ontmoette tweede duitser, met huurauto, gevraagd had of ik een stukje mee kon rijden naar Coban, wat ik namelijk wel even, uit gemakszucht, had overwogen.

Halverwege de loeiharde film, en vlak voor de loeiharde spaanse ballets, stapte ik de bus met half slapende guatemalteken in. Voor tien quetzals, zo’n één euro twintig, werd ik, met een klein oponthoud in verband met een groot ongeluk, naar Coban gereden. Een auto was in een vrachtwagen gereden en midden in een dorp, tegen een huis, compleet uitgebrand. Ik geloof dat de file voornamelijk veroorzaakt werd door de groep geïnteresseerden, die zich er omheen hadden verzameld. Niets anders dan in Nederland dus. Ik moest wel even slikken toen ik het tafereeltje uiteindelijk zag, en ik was volgens mij niet de enige.

Coban staat in de reisgidsen, die ik voortaan op de kop ga lezen, te boek als een plaats waar niks te doen is, en die alleen geschikt is als uitvalsbasis naar trekpleisters in de omgeving. Ik vond het er direct heerlijk. Geen gringo te bekennen in de gezellige wir war van mensen die lekker hun dagelijkse ding aan het doen zijn. Opvallend veel lachende mensen ook. Waar ik maar kijk krijg ik een glimlach en toen ik even een man met een microfoon in een actionachtige winkel aan het filmen was, ging hij express extra z’n best doen om z’n waar aan te prijzen, met de grapjes al inbegrepen. Alles voor de film, waarvan de soundtrack direct al mee kwam in de vorm van meerdere swingende salsa achtige platen door elkaar heen. Uploaden, klaar dus.

Mijn hostel, Don Juan Matalbatz, zat vlak naast de nóg hectischere markt. Op tripadvisor klaagde men hierover, maar voor mij was dit een geschenk uit de hemel. Ik had ‘s middags bij El Peñascal al wel een traditionele locale Kaq’ ik gegeten, maar kreeg ‘s avonds toch echt wel weer trek in vers gebakken street patatas fritas met drie kleuren salsa erover heen gespoten. Hoe vrolijk wil je het hebben?

Het hostalmeisje praatte verdraaid goed en graag engels en dat heb ik geweten ook. Stug bleef ik echter tegen haar in het spaans terug praten, anders kom ik er zelf natuurlijk nooit. Ik merk dat men hier trots is op hun cultuur en dat is niet alleen aan de klederdracht te merken. Bij binnenkomst kreeg ik direct een ‘complimentary’ locaal uitgeperst bloemensapje te drinken en ze was maar al te gretig om alle details van de cultuur, het hostel en de omgeving aan me mede te delen. Trouwens, als je in een gesprek op welk moment dan ook laat vallen :
‘ Thank you for being so nice. ‘, kan je voor mij natuurlijk sowieso niet meer stuk.

De Kaq’ ik was een compleet nieuwe smaaksensatie. Een rode soep met duidelijk koriander, een soort tofu achtige substantie erbij die op cacao leek, en ernaast nog een cacao drank, die overigens niks met chocomelk of zoetigheid te maken had. Dat alles afgemaakt met wat tortilla’s en een salsa picante. Dat laatste gaat een terugkerend dingetje worden deze reisverslagen, dus wie niet van al te pittig houdt kan ik aanraden te stoppen met lezen. Erna kreeg ik om te blussen nog een zoetig geroosterd cacao drankje, om er zeker van te zijn dat ze een plekje in mijn reisverslag zouden bemachtigen, stel ik me zo voor. Weer niks met chocomel te maken en muy muy moeilijk delicioso.

Semuc Chemey

De volgende morgen werd ik om acht uur opgehaald voor een tour naar semuc chemey. Ik had het even uitgezocht, maar het leek me het beste dit niet op eigen houtje te doen. Gelukkig was het een beter gemixte groep dan die naar vulcano Pacaya, waar ik tussen een oorverdovende meerderheid van Noord Amerikanen zat, die voornamelijk over loopbanen aan het praten waren in de bus en alleen even naar Guatemala kwamen hoppen voor een snelle vakantie. Dat is voor hun net even makkelijker dan voor ‘wij die de plas over moeten’.

Semuc Chemey was niet heel ver weg, maar was wel een rit van ruim twee uur. Eerst over de weg, toen een stuk over losse stenen, waarna we overstapten in een 4×4 met open laadbak, alwaar we staand het laatste stukje door de diepe modderplassen werden gehobbeld.
‘ Bumpy massage ‘, riep de tourguide steeds, die verdacht veel op DMC van Run leek. Het nadeel van een open laadbak is dat hij open is, en aangezien het behoorlijk begon te regenen, kwamen we al behoorlijk nat aan, maar goed, dit zijn dan ook de nevelwouden en de nevel schijnt erg goed voor de koffieplantages te zijn, die hier wild tieren.

Het hostelmeisje, die de tour had gefixt, kon dan nog wel zó goed engels praten, maar als ik niet kan luisteren gaat het alsnog mis. ‘No breakfast included’ had ik opgevangen als ‘breakfast included’, dus de hele weg zat ik te lonken naar de zakken met vegetarische sandwiches, die dan blijkbaar pas voor de lunch meegenomen waren.

Ik had ook een flinke zak met spullen meegenomen aangezien ik dacht dat we lekker gingen chillen en een beetje schrijven aan de mooie gekleurde natuurlijke terrassen van zwembaden, boven de diep ondergronds stromende rivier, maar het bleek echter een hike, op mijn nuchtere maag, naar de top van de berg, door de stromende regen, te zijn. Scheldend in m’n hoofd, wat ik hier in godsnaam deed, stapte ik, steeds natter wordend, richting ‘el mirador’. Het uitzicht . . . en dat was er, man man man, google dat maar even.

Ik snapte nu al iets beter waarom ik hier was, maar nadat ik intern scheldend uiteindelijk weer helemaal beneden was, snapte ik het pas écht. Ondanks dat het hier nog steeds wel regende, doken we vervolgens het warme paradijselijke blauwe water van het eerste terrasbad in.

Nog een reden om hier niet zomaar zonder guide te komen is dat het overal spekglad en hard is. Rotshard welteverstaan. Tevens zijn er overal handigheidjes om overheen te komen, af te springen of zelfs onderdoor te zwemmen, naar het volgende terrasbad. Ook zijn er heel veel grapjes te maken aldus de gezellige tourguide, die als show off nog even van de hoogste gladste steilste waterval rots dook, om beneden weer vlak voor de finale grote waterval terecht te komen, en weer terug tegen de stroom in te zwemmen, om vervolgens weer tegen het wassende water in de steile rot terug op te klimmen :
‘ Anyone? ‘
Iedereen keek maar gauw de andere kant op, waar de wat mindere afsprong was. Later redde hij nog even een uitgegleden klein jochie, toen hij in de verte een hoop geroep hoorde. Ik denk dat ik nog nooit iemand zo hard heb zien rennen. Onder luid applaus kwam hij weer terug. De moeder met het, gelukkig alleen dood geschrókken, jochie erachteraan.

Na nog een glibberig grote grot te hebben bezocht, bliezen we weer de hobbelige massage aftocht, om vervolgens om acht uur weer bij het hostal te retornen. Al met al een lange vermoeiende dag, die elke regendruppel dubbel en dwars waard was geweest.

Bookmark the permalink.